Sjoerd Murks woonde met zijn vrouw Anna en z'n beide kinderen - Ulbe en Jenske - tevreden op de boerderij, even buiten het eigenlijke dorp. Hij was een man van weinig woorden en bemoeide zich hoogst zelden met de overige eilanders. 'Ik begrijp die praatgrage mensen van de zee slecht', zei hij soms, wanneer het in een gesprek te pas kwam. 'Boeren als ik kunnen zeelui moeilijk verstaan. Daarom is 't beter, dat we op eigen erf blijven. Anders komt er narigheid.' Sjoerd Murks was een grote, stoere kerel, evenals zijn vader en grootvader dat waren geweest. Niemand had zulke sterke handen als hij, en de jeugd zorgde er wel voor dat ze hem van 't lijf bleef. Nooit scheen hij moe te worden. Zover mensenheugenis strekte, waren de Murksen altijd boeren geweest op het eiland. Door noeste vlijt en bestendige spaarzin was de hofstede steeds meer uitgegroeid, zodat zij zich tenslotte zonder schaamte kon meten met de trotse Friese klooster-boerderijen.

Het landje in de zee was eigendom van de Claerkamper monniken, die er des zomers hun vee lieten grazen op de groene kwelders en er voorraden geurig hooi zamelden. Vanuit de Friese streken brachten de grijs-gepijde mannen hun koeien en schapen over het Wad naar het eiland, zodra de lente aanbrak. In de herfst, voordat de kwade stormen gierden en het Wad gevaarlijk werd, keerden ze langs dezelfde weg terug, om achter de dikke kloostermuren veilig te wezen tijdens de barre winter. Murks kon het goed met de monniken vinden. Hij hielp de vrome mannen gaarne, wanneer zij het druk hadden en node het werk klaar kregen. Van hun kant gaven zij de kinderen onderwijs, als de avonden vrij waren. Ook verhandelde de boer regelmatig verschillende produkten aan het beroemde klooster voor een beste prijs ...

 

Eens gebeurde het, dat de monniken op hun terugtocht over het slikkerige Wad door een plotseling opkomende nevel werden verrast. Hoeveel moeite zij ook deden om het angstig wordende vee bij elkaar te houden en de vaste wal te bereiken, ze konden niet verhinderen dat vele koeien in de dikke mist verdwenen. Zelfs werden enkele van de broeders - eenmaal aan het dwalen geraakt - overrompeld door de snel aanwielende vloed. Sedert die tijd kwamen de monniken later in het voorjaar en vertrokken zij al weer in de nazomer, om zoveel mogelijk de gevaren van de zee te ontgaan. Ze mochten geen tweede ramp riskeren.

Aan boer Murks werd de zorg over hun landerijen opgedragen. Ook verrichtte hij alle nawerk, zodat het klooster in niets tekort kwam. Als beloning hiervoor ontving hij het volstrekte strandrecht. Wat de golven aanvoerden en achterlieten, mocht hij voortaan zijn eigendom rekenen. De mensen konden dit slecht verkroppen. Moest de boèr deze inkomsten hebben? Hij was immers reeds rijkl Hadden de zeelui niet méér recht op de waterkant? Neen - men hield niet van de stille man, die zich nooit wilde moeien met de onderlinge ruzies en die het zeevolk eigenlijk minderwaardig bevond aan zijn stoere geslacht. Maar dat hij het strandrecht bezat, ergerde hun 't meest. En het blééf de mensen een oorzaak van wrevel, ook toen 't voor iedereen duidelijk werd dat Sjoerd Murks anderen best een extraatje gunde en deswege het jutten oogluikend toeliet.

 

 

Regelmatig wentelde het rad van de tijd

 

Ulbe was een flinke jongen van tien zomers geworden en stak reeds mede z'n handen uit de mouw. En Jenske - het drie jaren jongere zusje - groeide op tot een fiks meisje, dat allen mochten zien. Sjoerd en Anna waren gelukkig. Geen inspanning kon te groot zijn, omdat zij werkten voor de toekomst hunner kinderen. Die toekomst moest mooi wezen ... De dag kwam, dat moeilijke geruchten het eiland bereikten. Men vertelde over zeerovers uit 't verre Noorden, die onverwachts de kusten een bezoek brachten. Zij roofden en plunderden wat ze konden, en allen die zich tegen hen verzetten, werden meedogenloos neergeslagen. Overal waar de zwaargewapende duivels aan land gingen, lieten zij enkele uren later een spoor van rook, bloed en ellende na. De monsters droegen helmen met ijzeren horens en hun schepen voeren een zwarte wimpel. Zo plotseling zij kwamen, zo snel verdwenen ze weer. Vele vredige dorpen lagen in diepe rouw gedompeld en van talrijke bloeiende hofsteden was niet meer dan een smeulende puinhoop overgebleven. Zelfs waren vrouwen en kinderen meegenomen, om nimmer terug te keren. Er was geen gruwelstuk waar de rovers tegenop zagen! Allerwegen huiverde angst voor de Noormannen. Ook over het eiland joeg de vrees. Wanneer zouden de zeeduivels komen? ...

 

Sjoerd Murks lachte om deze donkere verhalen. 'Wat kunnen ze hier zoeken?' zei hij. 'Het enige zou misschien mijn hof zijn, maar daarvoor alleen wagen zij hun leven niet. En onze stranden beveiligen deze kleine wereld. Hun boten zouden aan de grond lopen. Je zult zien, Anna, die vreemde kerels vergeten ons. Wij hoeven nergens bang voor te wezen. Kom, trek je niet te veel van de praatjes aan.'

 

Het scheen, dat hij gelijk had. Elke dag stonden eilandermannen op het hoge duin en lieten hun speurende blik gaan over de wijde plas. Doch een zwarte wimpel zagen zij niet.

 

Zo gingen weken en maanden voorbij. En langzamerhand keerde de rust in het dorp terug. Ook Anna's hart klopte weer kalmer. Toen de kloosterlingen vertier brachten, stierven de gruwelgeruchten geheel. Er waren zoveel andere dingen, die aandacht vroegen - zoveel andere verhalen om naar te luisteren. De vissers en schippers voeren uit als altijd.

 

Boer Murks ging slechts zelden naar de vaste wal. Alleen in zeer bijzondere of noodzakelijke gevallen trok hij enige dagen op reis. Ditmaal echter ging hij met de monniken mee. Zij hadden zijn deskundige hulp zó nadrukkelijk verzocht, dat hij moeilijk kon weigeren. Tevens kon hij dan enkele inkopen loen en wat zaken met het klooster afwikkelen, die reeds lange tijd wachtten. 'Over een paar dagen ben ik er weer, Anna,' zei hij geruststellend. 'Dan zal 'k een mooie omslagdoek voor je meebrengen. Die heb je wel verdiend.' 'Behouden reis, Sjoerd,' antwoordde zij zacht, terwijl ze probeerde te glimlachen. 'De kinderen en ik willen graag, dat je heel gauw terugkomt.' 'Ja, ja,' bemoedigde hij, 'straks is het feest.' Wuivend van de hoogste duintop keek zij hem na, totdat mensen en vee kleine stippen werden, die zich ergens op het Wad bewogen.

 

Enkele dagen later keerde Sjoerd Murks huiswaarts. In z'n rugzak zaten een prachtige doek voor Anna en een aantal snuisterijen voor de kinderen. Wat zouden ze blij zijn met de geschenken. Wat zouden de ogen van Ulbe en Jenske glinsteren! De boer verlangde naar gezin en hofstee. Het leek hem soms alsof hij al tijden op reis was. Maar dit vreemde gevoel strookte niet met de werkelijkheid. Gelukkig - over een paar uren zou hij thuis wezen! Met grote passen stapte Murks voort. Stevig plantte hij zijn ;tok in het zand, dat hier en daar zoog. Hè ... wat trok het Wad vandaag. Was 't verbeelding, dat z'n voeten steeds moeilijker los kwamen van de grond? Of raakte hij misschien vermoeid? De vloed kon in elk geval nog lang niet komen opzetten. Even stond Sjoerd stil en wiste zich het zweet af. Flauw contourde vóór hem het eiland. Vooruit!' spoorde hij zichzelf aan. 'Nog een poosje en deze tocht zit er weer op.' In gedachten verzonken stapte hij verder. Zou Anna ongerust zijn? Maar waarom eigenlijk? Hij kènde immers het Wad als de beste. Vrouwen maakten zich vaak zo gauw ergens bang voor. En Anna zeker .., zo was zij altijd geweest. Ze hield er niet van, dat hij weg ging ... Misschien stond ze af en toe wel op het duin uit te kijken. Hij moest goed opletten. Wie weet, kwamen ze hem straks allemaal vrolijk roepend tegemoet hollen. Alle narigheid was nu weldra achter de rug.

 

Sjoerd Murks is te laat gekomen. De angst snoerde schier zijn keel dicht toen hij rook zag opkringelen in de verte. En enige ogenblikken later wist hij het: mijn mooie hof staat in vlammen - de hof, die van vader op zoon was gegaan, ge-slachten achtereen. Stok en rugzak heeft hij van zich af geslingerd. Gelijk een wervelwind is hij over het slikkerige Wad en door de stuivende duinen gesneld, todat hij - naar adem snakkend - neerviel bij de rokende puinhopen.

 

'Verloren' ... zeggen zijn droge lippen toonloos. Strak staart hij in de smeulende ruïne, als zonken de tijd en de aarde weg - als stond het leven stil. 'M'n God, waar is Anna?' murmelt hij dan. Zijn gehemelte krampt van pijn. 'Anna! ... Anna!...' Hij kan niet schreeuwen en tóch doet hij het. Een wereld van verlangen en ontzetting klinkt in z'n stem. Er komt geen antwoord. Sjoerd Murks zoekt wanhopig tussen de brokken puin. Ras ontdekt hij het verkoolde lichaam van Jenske. 'God, hoe kan dat? ... hoe kàn dat?'

Even daarna vindt hij Anna, overdekt met brandwonden. Als was het een last die breken zou, zó voorzichtig draagt hij zijn vrouw naar het gras onder de bomen. 'Anna, Anna ... hóór je mij? ... Anna!'

 

Zij leeft nog. Zwaar zwoegt haar borst om een beetje lucht. Het is Murks of hij stikken zal. 'Sjoerd ... kom toch,' lispelt haar gezwollen mond. 'Ik ben hier ... hier bij jou,' zegt hij snikkend. 'Sjoerd ... Sjoerd ... ze komen ... de Noormannen.' Een lange rilling huivert door haar lichaam. Dan strekken zich haar leden. Versuft en gebroken ligt de boer geknield bij het lijk van z'n vrouw. Onzegbaar leed verteert hem. Zonder beweging en zonder tranen kijkt hij naar haar witte, gewonde gelaat. Hoe lang hij dat doet, weet hij niet. Het leven vloeit weg, diep weg. De laatste vonken spatten in de as vlakbij. De laatste rook kringelt omhoog. Hij merkt het niet. Er is geen tijd meer. Heel langzaam komt Murks tot bezinning.

 

'De Noormannen' ... mompelt hij hees. 'Ja ... dàt zei ze ... de Noormannen... de Noormannen.' Vermoeid strijkt z'n hand langs het voorhoofd. Wat bedoè lde zij toch? Wat is er allemaal gebeurd? Maar eensklaps gaat hij begrijpen. De duivels uit het verre Noorden kwamen en hebben ... En Anna heeft in haar bittere nood om hèm geroepenl Zijn handen ballen zich tot ijzeren vuisten. Zijn ogen fonkelen koud. Zijn spieren spannen strak, als moesten ze bersten. Met opgeheven arm staat hij naast het roerloze lichaam. 'Anna! ... hier ben ik ... Sjoerd Murks, je man ... Ik zal je helpen, Anna ... Ik zal je wreken, zolang ik leef ... altijd opnieuw. Ik zwéér het, Anna!' Hard en gescheurd is zijn stem. 'Anna ... jou en Jenske zal ik wreken!' 'Jou en Jenske', gromt hij na. 'En Ulbe dan?' Weer springt de angst naar zijn keel. 'Ulbe! ... Waar ben je? ... Ulbe!' Alles blijft vreemd stil.

 

Wilde gedachten warrelen door Murks' brein. Wat hebben de monsters met z'n jongen gedaan? Is Ulbe nu ook dood? Of misschien gevangen? Een ogenblik later ijlt de boer weg - dwars over de velden en door de duinen, naar het strand. Zee-in ligt deinend 't schip van de rovers, zeilklaar. Nog slechts één gedachte houdt Murks bezig: hij moet wraak nemen, niets ontziende wraak! Hoog heft hij zijn vuist, trillend van woede. Dan stort hij zich in het bruisende water. De blinde haat geeft hem ongekende krachten. Forse slagen klieven hem door de golven. Hij voelt niet hoe de zee zuigt en trekt. Hij hoort niet hoe zijn borst zwoegt en hijgt. Hij weet alleen: dáár ligt het verwenste vaartuig - dáár zijn de beulen en moordenaars van z'n vrouw - dáár de verwoesters van zijn geluk. Tussen zijn tanden knarsen grimmige vloeken.

 

Scherpe pijlen smoren in 't water rond hem. De duivels hebben de razende zwemmer ontdekt. Maar Murks zwemt voort. De snorrende pijlen raken hem niet. Onafgebroken is zijn blik op het schip gericht. Wat gebeurt daar? ... Ziet hij 't goed? Een lichaam wordt in de mast gehesen. 'Grote God ... dat is Ulbe,' kreunt hij. 'Het is Ulbe, mijn zoon. De satans hebben ook hem vermoord.' Ineens kán hij niet meer. Een verlammende verdoving trekt door z'n lijf. Zijn armen moeten 't worstelen tegen golven en branding opgeven. Alle kracht is geweken. Weerloos wordt Murks teruggeslagen naar het strand. Daar blijft hij lange tijd liggen.

 

Reeds schemert de avond als de gekwelde boer strompelend zijn pad tussen de duinen zoekt.

 

Bron:
De tekst is ongewijzigd overgenomen uit: J.P. Wiersma, Friesche sagen (Leeuwarden 1934) en Friesche mythen en sagen (Leeuwarden 1937). Licentie: De tekst is ouder dan 70 jaar en kan derhalve worden gedeeld.

 

 

Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl.
Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen.
Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen...geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres.
Laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek.
Hoogeveen, 20 februari 2019..
Samenstelling: © Harm Hillinga
.
Menu Artikelen.
Terug naar de HomePage.
Top